Verstoringen die ecosystemen doen wankelen?
Een biotische- of een abiotische factor kan een ecosysteem verstoren en beïnvloeden, en de veerkracht ervan ‘testen’. Denk als voorbeeld voor dit proces aan een elastiek. De veerkracht van een elastiek is ‘de maximale rek’ die de elastiek kan hebben, zónder te breken. Wanneer je onder deze maximale rek blijft, dan zal de elastiek in zijn originele vorm en toestand terugkeren, na loslating. Wanneer je óver de maximale rek heen gaat, is de elastiek voorgoed veranderd (hij breekt). Een ecologische verstoring kan je dus zien als het ‘rekken’ van een elastiek, de elastiek is het ‘ecosysteem’, en de elasticiteit ervan staat voor de ‘veerkracht’ van het ecosysteem.
Een (menselijke) biotische verstoring is bijvoorbeeld het plotseling loslaten van ratten en katten op een afgelegen eiland. De veerkracht van het ecosysteem op dit eiland is dan bepalend voor de effecten van deze verstoring op het gehele ecosysteem. Kan het ecosysteem ‘wennen’ aan de nieuwkomers, dan zal na verloop van tijd het evenwicht van het ecosysteem terugkeren naar (ongeveer) de vroegere toestanden (zie situatie 1). De maximale rek is dan niet overschreden, en de veerkracht van het ecosysteem zorgt ervoor dat de originele toestand terugkeert. Echter, is er een verstoring die zó groot is dat de maximale rek wordt overschreden, dan kan de spreekwoordelijke elastiek breken, het ecosysteem verandert dan en zal niet naar een originele toestand (kunnen) terugkeren (zie situatie 2). In het Engels heet een moment van maximale rek ‘threshold’, de drempel. Als het ecosysteem over deze drempel wordt geduwd door een verstoring, dan vindt er een permanente verandering van het ecosysteem plaats. Veel soorten uit het oude ecosysteem zullen verdwijnen of in aantal veranderen. Veel nieuwe soorten zullen na verloop van tijd hun plek veroveren in het nieuwe ecosysteem.
Verstoringen hoeven overigens niet altijd menselijk te zijn. Bosbranden, aardbevingen, overstromingen, meteoriet inslagen, al dat soort natuurlijke catastofale (onverwachte en zeldzame) gebeurtenissen zijn ook verstoringen die een ecosysteem aan het wankelen kunnen brengen. Echter, de mens is bijzonder goed in het ‘verstoren’ van ecosystemen. Menselijke verstoringen zijn onder andere: reductie van biodiversiteit (door het versneld laten uitsterven van bepaalde diersoorten), habitat verdrijving door bossen te kappen, exploitatie van bepaalde grondstoffen (olie, hout, steen, kostbare mineralen) en klimaatsverandering. Door mensen geïnduceerde klimaatsverandering, want het klimaat verandert ook langzaam zonder onze hulp.
Natuurinclusieve landbouw
De intensieve landbouw zorgt ook voor grote ecologische verstoringen. Door de gebruikte insecticiden worden ook nuttige insecten bestreden en ook het bodemleven heeft last van deze schadelijke middelen. Door bemesting wordt het oppervlaktewater op en rondom akkerlanden voedselrijk waardoor bacteriën explosief kunnen groeien en het onderwater-ecosysteem behoorlijk kunnen beïnvloeden. Vogels hebben in intensief bebouwde akkerlanden niets te zoeken omdat ze er geen voedsel kunnen vinden. Een oplossing is de natuurinclusieve landbouw of de biodiverse landbouw. Bij deze vormen van landbouw wordt de natuur weer geïntroduceerd in de landbouw en kan die zelfde natuur de boer helpen bij het produceren van zijn gewassen. In onderstaande video legt ecoloog Ben Koks uit wat de invloed is van de natuurinclusieve landbouw op de biodiversiteit van de Zegenpolder in Rhoon.