Mitose of de gewone celdeling
Mitose is het delingsproces waarbij uit één moedercel twee identieke dochtercellen ontstaan. De ontstane dochtercellen zijn exacte kopieën van moeder en dus genotypisch en fenotypisch hetzelfde als de moedercel.
Cellen delen zich in alle weefsels van het lichaam voor groei, vervanging en herstel. Vervanging is nodig wanneer een cel in het weefsel sterft van ouderdom. Wonden genezen doordat niet beschadigde cellen in het weefsel zich mitotisch delen.
Als een cel zich wil gaan delen, dan moet deze cel wel behoorlijk wat voorbereidingen treffen. Zo moet een cel die zich wil gaan delen extra cytoplasma produceren, maar ook extra organellen en membranen. Pas bij voldoende extra onderdelen kan de celdeling in gang worden gezet.
De productie van al deze onderdelen komt echter pas op gang nadat de moedercel ook extra DNA heeft geproduceerd. Een menselijke cel heeft in de celkern 46 “chromosomen”. Op deze 46 chromosomen liggen alle erfelijke eigenschappen van de cel en dus van het individu. De beide dochtercellen die ontstaan hebben beide ook het volledige pakket van 46 chromosomen nodig om te kunnen functioneren. Dit betekent dus dat de cel ergens in haar leven ook al haar DNA moet over schrijven.
Een cel die zich aan het voorbereiden is op een celdeling heeft in haar celkern 46 strengen draadvormig DNA. Als voorbereiding op de celdeling maakt elke streng draadvormig DNA een perfecte kopie van zichzelf. Origineel en kopie zitten in het midden nog aan elkaar vast. Een celkern die klaar is met het maken van de kopieën bevat dan 92 strengen DNA in de celkern. Als je deze 92 draden DNA achter elkaar zou leggen, dan zou deze draad meer dan twee meter lang zijn. Om een beetje orde in deze DNA chaos te scheppen worden de strengen DNA netjes rondom eiwitten opgerold tot een chromosoom. Één chromosoom bestaat dus uit twee netjes opgerolde strengen DNA. Er zijn alleen maar chromosomen in de celkern zichtbaar op het moment dat deze zich wil gaan delen.
De erfelijkheidsdrager van de cel heeft dus eigenlijk drie verschillende verschijningsvormen. De celkern van een cel die rustig in het weefsel zijn werk doet en niet van plan is zich te delen bevat 46 strengen draadvormig DNA.
Een cel die van plan is zich te gaan delen, zal ter voorbereiding al zijn DNA kopiëren. De celkern bevat dan 92 strengen DNA. Origineel en kopie zitten echter nog wel vast aan elkaar. Een cel die op het punt staat zich te delen heeft alle 92 strengen DNA netjes opgerold tot 46 chromosomen.
Als alle 92 strengen DNA netjes zijn opgerold tot 46 chromosomen dan begint de daadwerkelijke (kern)deling. Alle chromosomen verplaatsen zich richting één denkbeeldig vlak. De chromosomen gaan daar op een willekeurige manier liggen. Langzaam ontstaat het zogenaamde spoelfiguur. Dit spoelfiguur bevat trekdraden die zich bevestigen aan de chromosomen. Elke opgerolde streng DNA krijgt een trekdraadje. Als er spanning op de trekdraden komt te staan worden de 46 chromosomen door de helft getrokken. Elk nieuw te ontstane dochtercel ontvangt dus 46 halve chromosomen. (Let op: een half chromosoom is één opgerolde streng DNA). Aan het einde van deze delingsfase heeft elke nieuwe dochtercel 46 halve chromosomen. Deze ontrollen zich vervolgens tot 46 strengen DNA. Er zijn nu twee dochtercellen ontstaan met ieder dezelfde hoeveelheid chromosomen als hun ma. Het organisme is gegroeid, heeft een wondje hersteld, of heeft wat dode cellen vervangen.
Een film over de mitose met een heleboel bolletjes wol is hiernaast te bekijken. Let op: er komen wel veel termen in voor op het niveau van de havo. Doe dan maar even je oren dicht als je op de mavo zit. De drie verschijningsvormen van het DNA gedurende de kern en celdeling zijn echter wel duidelijk te zien