Bloeddoneren

Je kunt niet zomaar van iedereen bloed ontvangen. Niet alle bloedgroepen matchen. Of je bloedgroepen kunt mengen bij bloedtransfusie hangt af van de antigenen die op de membranen van de rode bloedcellen zitten. Antigenen zijn eiwitten die dienen voor de identificatie van de cellen. Het zijn de paspoorten van de lichaamscellen. Cellen met vreemde antigenen worden door het afweersysteem gezien als lichaamsvreemd en vernietigd.

De drie antigenen 2

In het bloedgroepensysteem is er sprake van drie antigenen. Er zijn antigenen A, B en Rhesus. Het Rhesus antigen wordt samen met de antigenen A en B van het ABO-bloedgroepensysteem gebruikt om bloedgroepen in te delen op basis van kenmerken van deze bloedcellen. Op de membraan van een rode bloedcel kan een combinatie van de antigenen A, B en Rh zitten. Een cel kan alle drie de antigenen bevatten of nul antigenen bevatten, of elke mogelijke variatie daarop. In het schema hieronder is te zien welke acht bloedgroepen er te maken zijn met de antigenen A, B en rhesus. Het rhesus antigen wordt aangegeven met een plus (+) als je het antigen hebt op je bloedcellen en met een min (-) als het antigen ontbreekt.

Diversebloedgroepen

Als je wilt bepalen of een bloeddonatie succesvol zal verlopen dan moet je jezelf de volgende drie vragen stellen over deze transfusie.
1. Komt er bij de ontvanger (acceptor) van het bloed een lichaamsvreemd antigen binnen?
2. Zoja welk antigen in het donorbloed is bij de acceptor lichaamsvreemd?
3. Welke antistoffen gaat het afweersysteem dan produceren
Als je deze drie vragen goed kunt beantwoorden, dan weet je of een transfusie succesvol zal zijn of niet.

Vragen bij bloedtransfusie

Om goed te begrijpen waarom een transfusie succesvol zal zijn of niet is het van belang exact te weten welke bloeddeeltjes er in het transfusiebloed zitten. In onderstaande afbeelding is te zien hoe transfusiebloed wordt geproduceerd. Bij afbeelding 5 is te zien dat het gedoneerde bloed wordt gecentrifugeerd. Op basis van de massa slaan onderdelen van het bloed neer, of blijven opgelost in het bloedplasma. Na de centrifuge is het bloed gesplitst in drie delen. Een laag bloedplasma met stollingseiwitten, een laag met bloedplaatjes en een laag met rode en witte bloedcellen. In het transfusiebloed mogen geen witte bloedcellen voorkomen. De witte bloedcellen van het donorbloed kunnen in het lichaam van de patiënt ontstekingsreacties veroorzaken. Daarnaast kunnen witte bloedcellen ook bacteriën en virussen overbrengen op de patiënt. Om deze negatieve gevolgen uit te sluiten worden de witte bloedcellen eruit gefilterd. Donorbloed bevat dan een mix van bloedplasma, bloedplaatjes en rode bloedcellen. 

Productie donorbloed

De bloedtransfusie gaat fout als er lichaamsvreemde antigenen in het lichaam van de patiënt komen . Als reactie op deze besmetting zal het afweersysteem van de patiënt antistoffen tegen het lichaamsvreemde antigen gaan produceren. Het gedoneerde bloed kan gaan klonteren en zal moeten worden opgeruimd door het afweersysteem. Dit is schadelijk voor de gezondheid van de patiënt en ook zonde van het gedoneerde bloed. 

samenstelling donorbloed

We zullen nu gaan oefenen met het uitvoeren van bloedtransfusies. Bij deze bloedtransfusies zullen we ons alleen orienteren op de antigenen A en B die behoren tot het bovengenoemde ABO-bloedgroepensysteem. De rhesusfactor laten we buiten de discussie.

De afweerreactie

Bloedgroep A bij bloedgroep B kan niet. De antigenen A zijn lichaamsvreemd in het lichaam van de patiënt. De witte bloedcellen van de patiënt zal antistoffen anti-A gaan produceren. Met behulp van het anti-A zullen de rodebloedcellen van het donorbloed worden opgeruimd.

Bloedgroep A naar B

Bloedgroep A bij bloedgroep AB kan wel. De anti-A antigenen op de rode bloedcellen van het donorbloed zijn niet lichaamsvreemd voor de patiënt. Iemand met bloedbgroep AB heeft immers zelf ook antigen A op zijn rode bloedcellen. Bloedtransfusie succesvol

Bloedgroep A naar AB

Bloedgroep AB bij bloedgroep O kan niet. De rode bloedcellen van de patiënt hebben zelf geen antigenen. Alle antigen die binnen zullen komen zijn dus lichaamsvreemd. De witte bloedcellen van de patient zullen anti-stoffen anti-A en anti-B gaan produceren. Met behulp van het anti-A en anti-B zullen de rodebloedcellen van het donorbloed worden opgeruimd. Transfusie niet succesvol.

Bloedgroep AB naar 0

Bloedgroep O bij bloedgroep AB kan wel. De rode bloedcellen van bloedgroep O bevatten geen antigenen. Donorbloed O kan dus nooit een afweerreactie oproepen in het lichaam van een patiënt. Ongeacht de bloedgroep van de patiënt. Transfusie succesvol.

Bloedgroep 0 naar AB

Samenvatting:

Bij opdrachten over bloeddtransfusies stel je jezelf altijd de drie vragen die aan het begin van de les gesteld worden. Bovenstaande leert ons dat bloedgroep O het beste donorbloed is. Je kunt het geven aan elke patiënt. Ongeacht de bloedgroep van deze patiënt. O is universele donor.
Als patiënt ben je in het ziekenhuis het beste af met bloedgroep AB. Een patiënt met bloedgroep AB kan bloed van alle bloedgroepen ontvangen. AB is universele acceptor.  

VIDEO'S

toetsen

NOG MEER LEREN?

EXTRA lesstof

krantenartikelen

Downloads