De groei van het bijenvolk
Het bijenvolk vermenigvuldigt zich door middel van eitjes die door de koningin worden gelegd. Er zijn twee soorten eitjes. Bevruchte en onbevruchte eitjes. Uit de bevruchte eitjes (diploide cellen, (2n)) komen de werksters en de koningin. Uit de onbevruchte eitjes (haploide cellen, (n)) groeien de darren (mannetjes). Werksters en koninginnen onstaan beide uit een bevruchte eicel. Het verschil in de ontwikkeling van de larve wordt beinvloed door het voedsel dat de larve krijgt. De koningin wordt koningin, en geen werkster, omdat deze als larve veel meer koninginnengelei krijgt van de verzorgster van het broed. Soms ontstaan door toevallige samensmeling van allelen uit een bevruchte eicel ook een dar. Deze diploide darren worden door de werksters tijdig gedood.
Door een ander voedselaanbod in de larvefase ontwikkelt een werkster zich anders dan een toekomstige koningin. Werksters hebben, net als de koninigin, geslachtsorganen, maar deze zijn niet ontwikkeld. Het voedsel heeft via metylering invloed op het aan- en uitzetten van genen op het dna van de larve. Metylering gebeurt onder invloed van het epigenoom. Het epigenoom staat onder invloed van het voedsel. Maar ook stress, liefde, enz. heeft invloed op het epigenoom en dus de metylering van het dna en dus de ontwikkeling van het individu.
Koninginnegelei (Royal Jelly) is een uitscheiding van de keelklieren van de honingbij. Dit eiwitrijke voedsel maken de werksters met behulp van nectar, stuifmeel en een bijzondere klier in hun kop. Dit “supervoedsel” van de bijen is speciaal vermengd met enzymen en wordt alleen gevoerd aan die bijen, die voorbestemd zijn om koninginnenbij te worden. De koninginnenlarven krijgen deze hoogwaardige stof gedurende hun gehele ontwikkelingsperiode, tot zij gaan verpoppen. Dit in tegenstelling tot de werkbijen die het slechts de eerste drie dagen van het larfstadium (na de geboorte uit het eitje) ontvangen. Na deze drie dagen wordt bepaald of de larve een gewone werkbij of een koningin zal worden.
De werkbijen maken voor de aanstaande koninginnen speciale cellen (moerdoppen,ook wel genaamd koninginnencellen), maar als er onverwachts iets met de koningin gebeurt, kan het volk ook een nieuwe koningin maken uit een larf van een bevrucht eitje in een gewone cel. Die cel wordt dan snel achteraf aangepast (tot een zogeheten redcel). Uit de onbevruchte eitjes komen de darren.
Bij het werk wordt de koningin constant omringd door een wissellende “hofstaat” van ongeveer 12 bijen (werksters).Deze verzorgen haar,voeden de koningin en verspreiden de koninginnenstof(hormoon) , waardoor de hele kolonie weet dat er in het volk een koningin aanwezig is.Aanvankelijk legt de koningin in februari/maart enkele tientallen eitjes per dag.
Al naar gelang het oplopen van de temperatuur en binnenkomst van voedsel voert zij dat aantal op, tot wel 2000 per etmaal in de zomer. Het bijenvolk wordt door de activiteit van de koningin steeds groter en de werkbijen gaan speciale cellen bouwen waarin de koningin bevruchte eitjes gaat leggen. Deze zijn voorbestemd tot nieuwe koninginnen, hetgeen bereikt wordt door toediening van speciaal, door de werksters, geproduceerde koninginnengelei.
Nieuwe koningin
Net voor haar geboorte waarschuwt de nieuwe koningin, door middel van bepaalde piepgeluiden, het zogenoemde tuten en kwaken, dat zij in aantocht is. De oude koningin vliegt met ongeveer de helft van het volk uit. Dit is het u welbekende zwermen. Omdat in het achterblijvende volk meerdere koninginnen worden geboren kan dit volk ook nog weer gaan zwermen.