Eéncellige diertjes
Eéncelligen bestaan zoals de naam al doet vermoeden uit één enkele cel. Deze “oerdiertjes”, zoals ze ook wel genoemd worden, zijn heel klein en met het blote oog niet te zien. Men treft ze alleen in een vochtige omgeving aan. Alle andere levende wezens, die meercellig zijn, voeren hun verschillende levensfuncties zoals ademhaling en spijsvertering uit met behulp van talrijke organen en weefsels. Bij eencelligen worden alle levensfuncties binnen één enkele cel uitgevoerd. Deze functies worden uitgevoerd door de zogenaamde organellen. Elke ééncellig organisme heeft in ieder geval één celkern. Sommige soorten hebben een groot aantal gelijksoortige kernen, andere soorten (bijvoorbeeld het pantoffeldiertje) beschikken over een extra kern die ze voor de voortplanting gebruiken. Om de cel ligt een plasmamembraan die de cel bij elkaar houdt. Aan de buitenkant van hun omhulsel bevinden zich afhankelijk van de soort trilhaartjes of zweepstaartjes, deze dienen ter voortbeweging en om het voedsel naar zich toe te bewegen.
Een bijzonder hoog ontwikkelde eencellige is het pantoffeldiertje. Met zijn lengte van 0,3 mm lengte is het een reus onder de eencelligen. Hij heeft een lichaam, dat volledig bedekt is met trilhaartjes. Deze dienen enerzijds ter voortbeweging, anderzijds om het voedsel naar zich toe te bewegen. In een kleine inham bevindt zich een celmond, deze speciale ingang is verbonden met een soort slokdarm. Door deze slokdarm komen de voedseldeeltjes in het lichaam. Omgeven door een druppeltje vloeistof bewegen ze zich als voedselblaasjes, waarin het voedsel met behulp van de lysosomen verteerd wordt, door het plasma. De onverteerbare resten worden via de cel-anus weer uitgescheiden via een proces dat we exocytose noemen.
Pantoffeldiertjes hebben een hoge osmotische waarde. Ze zijn hypertoon ten opzichte van het milieu waarin ze zich bevinden. Als gevolg daarvan stroomt water vanuit de omgeving de cel in. Om te voorkomen dat het pantoffeldiertje niet explodeert wordt water dat van buitenaf in de cel dringt verzameld in twee zogenaamde pulserende blaasjes (amoeben hebben er maar één) die het overschot aan water naar buiten pompen. Het blaasje verdwijnt dan weer (De blaasjes die het water uit het pantoffeldiertje verwijderen zijn een soort nieren). Het pantoffeldiertje heeft een grote en een kleine kern.
Amoeba of amoeboïde is de benaming van een type van organismen, meest eencellige eukaryoten, die van vorm kunnen veranderen door het uitsteken en intrekken van pseudopodia (schijnvoetjes). Het eencellige organisme kan vrij leven of als parasiet in bijvoorbeeld de mens. De amoebe voedt zich voornamelijk met bacteriën.
De naam komt van het Griekse amoibe, wat verandering betekent en heeft betrekking op de steeds veranderende vorm van het organisme door het uitsteken van schijnvoetjes. Met behulp van deze schijnvoetjes, pseudopodia, beweegt de amoebe zich voort en voedt zich. Hij sluit voedseldeeltjes in met zijn schijnvoetjes. Zo wordt een voedselvacuole gevormd. Deze versmelt vervolgens met een lysosoom waardoor het voedseldeeltje door de enzymen in het lysosoom verteerd wordt.
De opdracht.
- Teken één amoebe en één pantoffeldiertje. Denk daarbij aan de tekenregels.
- Benoem zoveel mogelijk onderdelen die je herkent van de bovenstaande illustraties. Bedenk dat je alleen tekent wat je ziet en niet wat je wilt zien.
- Laat niet relevante details weg uit de tekening. De tekening is namelijk schematisch.
- Zet de juiste informatie boven de tekening.
- Vermeld de vergroting en de eventuele kleuring.
- Lever de tekening in bij vakdocent of TOA.