Habitiat
Een habitat omvat alle mogelijke plaatsen waar een bepaald organisme voorkomt. Op deze plekken voldoen zowel biotische als abiotische factoren aan de minimale levensvoorwaarden van betreffend organisme. Dat wil zeggen dat deze factoren binnen de toleranties van dat organisme blijven. Hierdoor kan het op deze plaatsen overleven, groeien en zich voortplanten. In de vegetatiekunde gebruikt men voor plantensoorten en voor plantengemeenschappen in plaats van ‘habitat’ gewoonlijk de term standplaats.
Voor de term standplaats wordt ook wel de term niche gebruikt met een grotendeels overeenkomstige betekenis. De beschrijving van de niche kan vooral verklaren waarom verschillende populaties samen voorkomen. Volgens het principe van concurrentie kunnen geen twee soorten dezelfde niche bezetten in dezelfde biotoop. Ze zouden dan elkaars directe concurrenten zijn en een van beide zal (over evolutionaire tijdperken gezien) de strijd om het bestaan winnen en de concurrent uit het biotoop verdrijven. Het bezitten van dezelfde niche is echter wel mogelijk als er geen concurrentie om bronnen (voedsel, beschutting, nestgelegenheid enz) bestaat tussen de verschillende populaties. Dit kan bijvoorbeeld ontstaan als meerdere populaties in een bepaalde niche door predatoren klein worden gehouden en de populaties niet aan hun draagkracht zitten. Hierdoor blijven allebei de populaties voortbestaan, omdat de klein gehouden populaties niet hoeven te concurreren over de bronnen die de leefomgeving biedt.
Biotoop
Een biotoop is het resultaat van het samenspel van de natuurlijke omstandigheden in een bepaald gebied (klimaat, bodemgesteldheid, aanwezigheid van zoet of zout water enz.) en resulterend in een bepaald landschapstype. Kort gezegd gaat het bij een biotoop om een min of meer geografisch begrensd gebied dat de specifieke duidelijk herkenbare leefomgeving vormt voor een bepaalde leefgemeenschap van dieren en planten. Het totaal van de abiotische omgeving plus de daarin levende leefgemeenschap wordt een ecosysteem genoemd.
Elk dier leeft in een bepaalde biotoop, of in meerdere bepaalde biotopen maar bezet binnen deze verschillende biotopen wel steeds dezelfde ecologische niche. De specifieke plaats waarin het dier leeft binnen de biotoop wordt de habitat (‘het leefgebied’) of de niche van het dier genoemd.
De habitat moet altijd voldoen aan de eisen en toleranties, die de bepaalde diersoort stelt aan zijn omgeving, om te kunnen leven en zich voort te planten. Deze eisen en toleranties betreffen zowel abiotische factoren (= factoren van niet-biologische oorsprong b.v. temperatuur, licht, bodemgesteldheid, (lucht)vochtigheid), als ook biotische factoren (factoren van biologische oorsprong, b.v. aanwezige vegetatie, concurrentie door soortgenoten, concurrentie door andere soorten, aanwezigheid van prooidieren, aanwezigheid van roofdieren).
Een specifiek dier kan dus wel in meerdere verschillende biotopen voorkomen, maar zal daarbinnen dan steeds een min of meer gelijke habitat bewonen (passend binnen de eisen en toleranties van de soort).