Werking van hormonen
De specificiteit van hormonen berust op de aanwezigheid van het voor hormoon gevoelige receptoren. Door het bezetten van de receptor van de doelcel activeert of remt de hormoonmolecuul bepaalde processen in de cel. Een hormoon is dus werkzaam op een bepaald celtype wanneer receptoren voor het hormoon aanwezig zijn.
- Het aantal van hormoon-moleculen welke beschikbaar zijn voor complexvorming
- Aanwezigheid van de specifieke receptor.
- Het aantal van de receptor moleculen beschikbaar is voor complexvorming.
- De bindingsaffiniteit tussen hormoon en receptor. De mate waarin de receptor het hormoon aan zich wil binden. Receptoren met een lage affiniteit voor een bepaald hormoon, zal het hormoon waarschijnlijk niet aan zich binden. “Up-regulatie” en “down-regulatie” zijn twee methodes, waarmee de cel haar gevoeligheid voor een bepaald hormoon kan reguleren. Bij de één komen er meer receptoren, bij de ander minder. Als er bijvoorbeeld veel van een bepaald hormoon is, worden er minder receptoren beschikbaar gemaakt, die aan dat hormoon kunnen binden.
De endocriene klieren maken hormonen, die direct in de bloedbaan terechtkomen. Sommige werken direct op de plaats waar ze geproduceerd worden, andere niet. Deze hormonen worden dan door het bloed getransporteerd. De cellen zullen reageren als ze voldoen aan de vier opgenoemde factoren. Binnen de cel worden zal afhankelijk van het soort hormoon een reactie optreden, wat tot gevolg heeft dat het DNA in de celkern wordt afgelezen en de cel eiwitten zal produceren.Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen 2 soorten endocriene hormonen:
- Eiwithormonen (wateroplosbare hydrofiele hormonen) zijn opgebouwd uit aminozuren en worden opgelost in het bloed vervoerd en Na de koppeling met de receptor, wordt met ATP een second messenger geactiveerd, die allerlei processen in de cel ontketend, waarna de DNA wordt afgelezen en eiwitten worden door de cel geproduceerd.kunnen het celmembraan van de doelwitcellen niet passeren. De hormonen koppelen met een eiwitreceptor op het celmembraan.
- Steroïdhormonen (vetoplosbare hydrofobe hormonen) hebben cholesterol als bouwsteen en lossen niet op in het bloed, daarom moeten zij zich aan een transporteiwit binden.Een transporteiwit is een wateroplosbare eiwit in het bloed dat slecht oplosbare stoffen bindt, op zo’n manier dat hij elders weer kan worden afgesplitst. Het hormoon kan zo door het bloed worden vervoerd en bij aankomst bij de doelcel, wordt hij net voor het celmembraan afgesplitst van het transporteiwit en door zijn vetoplosbaarheid, kan het hormoon het membraan passeren. Het hormoon bindt zich in het cytoplasma aan een receptor, dit complex betreedt de celkern en zorgt er voor dat het DNA wordt afgelezen en dat eiwitten door de cel worden geproduceerd.