Hoe leer je het beste voor biologie? Wij leggen het uit.
De lessen zijn natuurlijk voorbereidingen op je toetsen die je over de leerstof gaat krijgen en deze toetsen die je van je docent krijgt zijn natuurlijk weer voorbereidingen op de examens. Kortom: alles wat je in de lessen leert, leer je uiteindelijk voor je examen. Andersom geldt natuurlijk dat alles wat je niet oppikt tijdens de lessen je allicht ook niet weet tijdens een belangrijke examen of toets.
Bij biologie leer je per les allicht meer nieuwe woorden dan bij een moderne taal. Leer deze nieuwe begrippen direct als je bezig bent met je huiswerk. Je zal de volgende lessen van je docent makkelijker kunnen volgen als je deze begrippen goed hebt geleerd. De docent gaat er namelijk wel vanuit dat jij deze begrippen uit een eerdere les weet. Je pakt de nieuwe leerstof dan beter op en je kan de nieuwe kennis/feiten koppelen aan de oude die je al eerder hebt geleerd. Zo ontstaat er een heel netwerk van verbanden in je hersenen.
Op Biologielessen.nl staan de begrippen netjes voor je omschreven met illustratie, video of podcast. Zorg ervoor dat je zoveel mogelijk feitjes van een begrip weet. Voor jezelf flitskaartjes maken is een goede/snelle manier om biologie te leren. Begrippen kort en bondig omschrijven in een mini-mindmap is ook een goede strategie.
Leer de begrippen voordat je gaat werken aan de opdrachten. Deze opdrachten in het boek staan er voor jou om jouw kennis over die basisstof te testen. Huiswerk maak je dus niet voor je docent, maar ter controle van je eigen kennis en inzicht.
Leer wekelijks de begrippen. Je moet er al snel 5 tot 10 per les leren. In een hoofdstuk zitten dan al snel 30 tot 60 volledig nieuwe begrippen. Deze begrippen krijg je niet volledig tot je genomen als je wacht tot de week voor de toets. En als je te laat bent begonnen met leren heb je ook niet echt kunnen oefen met het toepassen van deze begrippen
Ga niet zonder de tekst gelezen te hebben vragen beantwoorden. Veel leerlingen lezen de vraag, zoeken specifieke woordjes op in de tekst en generen daaruit het antwoord. Dat is echt zonde van je tijd. Voor het leerresultaat levert het echt niets op. Daar komt nog bij dat als je gaat leren voor de toets je eigenlijk nog nooit de tekst echt hebt gelezen. Je toets-voorbereiding zal dan extra lang duren
Als je voor biologie gaat studeren, ga er dan vanuit dat je gemiddeld 4 a 5 uur bezig bent met het leren van het thema. Voor een (bovenbouw) toets over 4 thema’s moet je dus in je planning ongeveer 16 uur inplannen.
Je bent dan bezig met het herhalen van de begrippen en bestuderen van de plaatjes uit je boek. Leren van de namen van de onderdelen van die plaatjes en het bestuderen van de functies van die onderdelen. Het bestuderen van de samenvatting en het maken van oefenopdrachten. Voor leerlingen uit de bovenbouw hebben we op Biologielessen.nl vele toetsen staan met examenvragen waarmee je kunt oefenen per thema of voor een heel examen. Zorg er in je voorbereiding ook voor dat als je een BiNaS-boek hebt je de relevante afbeeldingen weet te vinden en ze begrijpt.
Soms krijgen leerlingen toetsen terug met tegenvallende cijfers. Leerlingen zeggen wel eens: “maar meneer hoe kan dat nou, ik ben twee weken geleden begonnen met leren”. Mijn antwoord is dan altijd: “ja, dat is zes weken te laat”. De boodschap is dan: Leer vanaf les één.
Als je in de bovenbouw mavo, havo of vwo zit dan heb je een BiNaS-boek (niet mavo biologie helaas). Dit boek gebruik jij tijdens je studie twee tot drie jaar. Dit boekje is een soort Bijbeltje. BiNaS verkondigt biologische feitelijke waarheden. Tijdens toetsen zijn antwoorden op veel vragen letterlijk in BiNaS te vinden. Als het antwoord er niet letterlijk instaat kan BiNaS je heel vaak een eind op weg helpen naar een goed antwoord. Je moet de inhoud van dit boek dan dus ook goed weten. Anders gaat er tijdens de toets of examen veel kennis verloren met richtingloos bladeren (BiNaS voor Dummies). Ervaren BiNaS-gebruikers weten relevante afbeeldingen, tabellen en grafieken snel te vinden of op te zoeken via het register achterin.
Als je voldoende BiNaS-kennis hebt kan je daarmee op je examen toch zeker 5 a 6 vragen beantwoorden van de 40 a 45 examenvragen.
Als je docent BiNaS-afbeeldingen bespreekt let dan goed op, want zonder uitleg verliezen veel afbeeldingen en tabellen hun waarde omdat ze dan gewoon te ingewikkeld zijn en/of teveel moeilijke woorden kan bevatten.
Sla vragen die je niet begrijpt over. Laat een ruimte van 4 a 5 regels over en ga snel naar de volgende vraag. Ruimte openlaten zorgt ervoor dat je blaadje geen puinhoop wordt. Je docent zal dan erg blij met je zijn. Chaos op papier veroorzaakt vaak fouten tijdens het nakijken. Naarmate de toets vordert zal je rustiger worden. In je hersenen zullen zich steeds meer laadjes met biologische kennis openen. Kijk aan het einde van de toets nog eens naar de vragen die je niet hebt gemaakt.
Voordat jij een vraag kan gaan beantwoorden moet je altijd eerst twee andere vragen beantwoorden. Vraag je altijd eerst af: over welk thema gaat deze vraag. Als je dat weet dan ga je je verdiepen in de begrippen van de vraag. Mobiliseer je kennis die je hebt over de begrippen in de vraag. Deze twee vragen kunnen showstoppers zijn als je geen idee hebt over welk thema de vraag gaat, of als je geen enkele kennis hebt over de begrippen in de vraag. Als je ervaart wat hierboven staat is er maar één remedie: op naar de volgende vraag en later terugkomen op deze vraag.
Stel je voor je krijgt een vraag over de fotosynthese in de plant. Er wordt gevraagd wat de plant nodig heeft. Schrijf dan niet iets als “de plant neemt stoffen op uit de natuur en maakt daar glucose van”. In dit antwoord gebruik je maar één begrip: glucose. Een beter antwoord zou zijn: “de plant neemt water en koolstofdioxide op uit het milieu en maakt daar in zijn bladgroenkorrels glucose van. Nu heb je in je antwoord meer begrippen gebruikt. Koolstofdioxide, water, bladgroenkorrels en glucose. Dat maakt je docent trots en blij. Hieronder zie je een vraag en twee antwoorden. Controleer het verschil in gebruik van begrippen in het antwoord.