Homozygoot en heterozygoot
Organismen erven allelen voor een erfelijke eigenschap van hun ouders. Als een organisme twee gelijke allelen heeft voor één erfelijke eigenschap, dan is het organisme homozygoot voor deze eigenschap. Als een organisme twee verschillende allelen heeft voor één erfelijke eigenschap, dan is het organisme heterozygoot voor deze erfelijke eigenschap. Als een organisme twee dominante allelen krijgt voor één erfelijke eigenschap dan is het organisme homozygoot dominant voor deze eigenschap. Krijgt een organisme twee recessieve allelen voor één eigenschap dan is het organisme homozygoot recessief voor deze erfelijke eigenschap.
In de onderstaande afbeelding zijn drie erfelijke eigenschappen op één homoloog chromosomenpaar weergegeven. Een mens heeft ongeveer 20.000 erfelijke eigenschappen, verdeeld over 23 chromosomenparen. In werkelijkheid liggen er ongeveer 860 erfelijke eigenschappen op één homoloog chromosomenpaar.