Plotselinge verandering in het DNA van een organisme. Ontstaan door een ‘overschrijffout’ in de S-fase van de celcyclus of door een fout in de chromosoomverdeling tijdens de m-fase. Er zijn negatieve, positieve en neutrale mutaties. Door een positieve mutatie kan een individu beter zijn aangepast aan zijn milieu. Door een negatieve slechter en een neutrale mutatie heeft geen enkele invloed op de overlevingskans van het individu. Mutaties zijn voorwaarden voor de evolutie van de soorten.