Samenlevingsvorm (symbiose) waarbij twee verschillende organismen voordeel hebben aan elkaar. Bijv. de bittervoorn met de zoetwatermossel. De paaitijd van de bittervoorn begint in april en duurt tot eind juni. De soort is voor de voortplanting afhankelijk van zoetwatermosselen. Hierin zet het vrouwtje met haar legbuis de eieren af. De eieren en embryo’s komen tot ontwikkeling in de mossel en blijven hier tot het larvale stadium, waarna ze vrij gaan zwemmen. Hierbij blijven veelal mossellarven aan de visjes kleven zodat de mossel zelf verspreid wordt en hij ook voordeel haalt bij deze samenwerking.