Voor de code van één aminozuur zijn drie opeenvolgende nucleotiden nodig. Drie opeenvolgende nucleotiden op het m-RNA noem je een codon. Op basis van deze codons worden de aminozuren bij de eiwitsynthese aaneengeregen tot een polypeptide keten. In de genetische code bevinden zich 64 verschillende codons. Deze 64 verschillende codons coderen voor 20 aminozuren.