Afweer

In dit thema leer je hoe ziekteverwekkers door het lichaam worden herkend en onschadelijk worden gemaakt.

 

Aspecifieke afweer

Aspecifieke afweer is eigenlijk het deel van het afweersysteem dat zijn werk doet min of meer vanaf de geboorte. Huid en slijmvliezen zijn al een barrière voor veel pathogenen in een heel vroeg stadium van het leven van het betreffende organisme. Aspecifieke afweer is ook nog eens afweer tegen een groot scala van ziekteverwekkers die allemaal op min of meer dezelfde manier worden bestreden. Bij specifieke afweer is dat een heel ander verhaal. Specifieke afweer komt op gang tegen één specifieke pathogeen. Specifieke afweer resulteert ook in een verworven immuniteit. Verworven betekent dat je de ziekte moet hebben gehad, de ziekte hebt bestreden en er uiteindelijk van bent genezen. De aspecifieke afweer is in te delen in een eerste lijns afweer en een tweede lijns afweer. Het derdelijns afweersysteem is onderdeel van de specifieke afweer tegen één pathogeen.

De huid

De eerste barriere waar pathogenen tegenaan lopen is natuurlijk de huid. De huid is door zijn geloten structuur, zijn pH en de erop levende "gezonde" bacterien de eerste barriere waar de pathogenen mee te maken krijgen.

De slijmvliezen

In de huid zitten echter openingen. Deze openingen zijn zwakke plekken in de defensiefe functie van de huid. Achter deze openingen zitten de slijmvliezen. Ogen, neus, mond, vagina, anus zijn de belangrijkste zwakke plekken in de defentie van de huid en zijn daarom voorzien van slijmvliezen. In het slijm van de slijmvliezen blijven de pathogenen plakken en worden daar vervolgend verwijderd door de macrofagen.

Overzichtvanafweersysteem

Fagocytose

Pathogenen die vrij rondzwemmen in het lichaam tussen de cellen van de weefsels of in de lymfe worden door de macrogfagen (grote eter) aan hun antigenen herkend als lichaamsvreemd. De macrofaag komt vroeg of laat in contact met depathogeen. Hij sluit de pathogeen in en zal de pathogeen met de spijsverteringsblaasjes uit het cytoplasma verteren. Dit opneme proces heet fagocytose. Een macrofaag die een pathogeen heeft verteerd plakt specifieke membraaneiwitten van de pathogeen op speciale MHC-II eiwitten. Zodra de antigenen met de MHC-II eiwitten gepresenteerd zijn op de membraan van de macrofaag noemen de deze macrofaag een antigeen presenterende cel. Kortweg: APC. De APC heeft nu als taak de B-lymfocyten en de T-lymfocyten van het specifieke deel van het afweersysteem te moibiliseren. Om het specifieke deel van het afweersysteem te mobiliseren zoekt de APC contact met een speciale T-Lymfocyt. De T-helpercel (Th). Deze T-helpercel stimuleert dan de B-lymfocyten en de T-lymfocyten. De specifieke afweer tegen deze ene pathogeen is daarmee op gang gekomen. 

Activatie T lymfocyt

De deelnemers aan het afweersysteem.

Deelnemers aan het afweersysteem 

Er stromen vele witte bloedcellen in het bloedplasma en de lymfe. Al deze witte bloedcellen nemen gezamenlijk de specifieke en aspecifieke afweer voor hun rekening. Van dit hele leger afweercellen nemen de B-lymfocoten de specifieke afweer voor hun rekening zolang de pathogeen vrijelijk rondzwemt tussen de cellen van de weefsels en in de lymfe. De B-lymfocyten zijn verantwoordelijk voor het humorale deel van de specifieke afweer. De T-lymfocyten nemen de specifieke afweer voor hun rekening op het moment dat de pathogeen zich bevindt in de cellen van de gast. De T-lymfocyten zijn verantwoordelijk voor de cellulaire specifiek afweer. De monocyten (macrofaag), neutrofielen, eosinefielen, en de basofielen spelen hun rol bij de niet specifieke afweer.

fagocytose

APC

De APC behoort tot de tweede lijns defensie. De APC is een macrofaag die een pathogeen heeft gefagocyteerd. De pathogeen komt terecht in een speciaal blaasje. Het endosoom. In het cytoplasma van de APC drijven speciale blaasjes met spijsverteringsenzymen (lysosomen). De APC laat het de opgenomen pathogeen in het endosoom versmelten met een of meerdere lysosomen. De spijsverteringsenzymen in deze lysosomen breken vervolgens de pathogeen af. De specifieke membraaneiwitten, de antigenen van de pathogeen, worden in het cytoplasma gekoppeld aan MHC-II eiwitten. Deze MHC-II eiwitten met de specifieke antigenen worden op het membraan van de APC geplaatst. 

APC