Bloedstolling

Bloedstolling is een zeer ingewikkeld proces. Alle ingrediënten die nodig zijn voor de bloedstolling drijven altijd in het bloedplasma rond. Mee met de bloedstroom.Bij de bloedstolling zijn natuurlijk betrokken de bloedplaatjes, maar ook vele eiwitten die zich in het bloedplasma bevinden spelen een rol in de bloedstolling. Eiwitten die rondstromen in de bloedbaan die een rol spelen bij de bloedstolling noemen we stollingsfactoren. Zelfs de witte bloedcellen dragen een klein steentje bij aan de stolling van het bloed door heel zachtjes de randen van de wonden naar elkaar toe te trekken.

BloedstollingI

Dat bloedplaatjes een rol spelen bij de bloedstolling weten de meeste mensen wel. Maar bij de bloedstolling zijn ook nog vele eiwitten betrokken. De eiwitten die bij de bloedstolling betrokken zijn noemen we stollingsfactoren. Om het niet al te ingewikkeld te maken kunnen we even al deze stollingsfactoren op één hoop kunnen gooien en vanaf nu stollingsfactor X noemen. Naast stollingsfactor X stromen in de bloedbaan nog twee andere eiwitten die wel de moeite van het noemen waard zijn. In het bloedplasma zitten ook nog de eiwitten protrombine en fibrinogeen. Eiwit X, protrombine en fibrinogeen zijn verantwoordelijk voor de bloedstolling.

Bloedstolling III

Ondanks het feit dat alle ingrediënten die nodig zijn voor de bloedstolling in het bloed aanwezig zijn stolt het bloed nooit zomaar uit zichzelf. Alle stollingsfactoren die meestromen in het bloed zijn namenlijk inactief. Ze zijn er wel, maar ze doen helemaal niets. Om de bloedstolling op gang te brengen is er naast de inactieve stollingsfactor X, inactieve protrombine en het inactieve fibrinogeen nog een vierde factor nodig. Deze factor komt niet in het bloedplasma voor, maar die zit veilig opgeborgen in de cellen in de wanden van de bloedvaten. Wordt de wand van een bloedvat beschadigd dan komt deze vierde factor vrij en komt de bloedstolling op gang. Door het vrijkomen van de vierde factor uit de beschadigde wand van het bloedvat komen er in het bloedplasma allemaal scheikundige reacties op gang. Onder invloed van de weefselfactoren wordt het inactieve stollingsfactor X omgezet in actief stollingsfactor Y. geactiveerde Y zorgt ervoor dat inactief protrombine wordt omgezet in geactiveerd trombine. Het ontstane trombine zet het inactieve, oplosbare fibrinogeen om in het active, onoplosbare, draadvormende fibrine. De fibrinedraden dichten de wond af. Ook bloedplaatjes blijven kleven in dit netwerk van draden. Geklonterde bloedplaatjes, rode bloedcellen en fibrinedraden vormen uiteindelijk een korstje dat de wond dicht

Activatie van stollingseiwitten

Kort samengevat zou je dus kunnen stellen dat de bloedstolling begint met het klonteren van rode bloedcellen en het in actie komen van de bloedplaatjes. Beschadigde weefsels beginnen daarna inactieve stollingsfactoren te activeren (zie bovenstaande en onderstaande afbeelding) waarna ook andere stollingsfactoren zich gaan bemoeien met de wondheling. Eindresultaat van al deze activaties is de productie van fibrine. Deze onoplosbare draden zorgen voor de productie van een mooie stabiele bloedprop bij de wond. Het bloeden is gestopt.

Bloedstolling