Natuureducatie

Biologie is meer dan een vak, bij biologie bestuderen we ook de natuur waarin jij leeft.

 

Vogels (door Niels Godijn)

Uilen leiden een geheimzinnig bestaan. Ze zijn vooral ’s nachts actief, overdag verstoppen ze zich in een donker hoekje. Veel mensen hebben dan ook nog nooit een uil gezien. Het geluid komt mensen meestal wel bekend voor. Bijvoorbeeld uit films, waar de roep van een uil bijdraagt aan een griezelig moment. Maar uilen zijn alles behalve eng, erg interessant juist!
In Nederland komen vijf soorten uilen algemeen voor: ransuil, velduil, bosuil, kerkuil en steenuil. In alle provincies kun je ze tegen komen. Hoewel de ene soort een voorkeur heeft voor bossen, terwijl de andere juist in boerenland voorkomt.

Een algemeen kenmerk van uilen is dat ze nachtactief zijn, en dat ze jagen op levende dieren. Dat brengt moeilijkheden met zich mee, want hoe vang je in het donker een prooi? Daar hebben uilen een aantal aanpassingen voor. Ten eerste hebben ze een extreem goed gehoor waarmee ze het geritsel van een muis van veraf kunnen horen. Deze kunnen ze ook exact lokaliseren dankzij de ongelijke ooropeningen, waarbij het ene oor hoger op de schedel staat dan het andere oor. Ten tweede hebben ze enorme ogen, waarmee ze in de nacht nog relatief goed kunnen kijken. Daar komt nog bij dat ze hun nek 180 graden kunnen draaien, zodat ze vanuit zittende positie probleemloos achterom kunnen kijken zonder een poot te verzetten. Tot slot zijn uilen volledig geruisloos door hun speciale verenkleed. Alle veren zijn heel zacht en donzig, zodat ze geen geluid maken tijdens het vliegen. Vergelijk het met een jas en een trui. Als je de mouwen van je jas beweegt maakt dat geluid. Dat is niet handig als je een prooi besluipt. Een wollen trui maakt geen geluid als je beweegt, dus kun je een prooi dicht naderen zonder dat die het doorheeft.

Uilenveer

De uiterste veren aan de vleugels hebben daarnaast nog een franje van korte haartjes (zie foto hierboven). Dit beperkt de turbulentie die normaal gesproken ontstaat tijdens het vliegen. Je kunt het vergelijken met een wilgentak die je hard door de lucht slaat, wat een zwiepend geluid produceert. Een ander voorbeeld zijn de moderne windmolens, die veel overlast veroorzaakten voor omwonenden door het geluid van de wieken. Ontwerpers hebben nu de franje van uilenveren op de wieken gekopieerd, en dat vermindert inderdaad de overlast!

De verschillende uilensoorten jagen op uiteenlopende prooien. Muizen zijn de meest bekende slachtoffers, maar bijvoorbeeld ook zangvogels, kevers of kikkers. De beschikbaarheid van voedsel speelt een sleutelrol in de voortplanting. Als er veel prooien voorhanden zijn, vooral in muizenrijke jaren, worden er veel eieren gelegd en meestal ook veel jongen grootgebracht. Het tegengestelde gebeurt in jaren dat er weinig prooien zijn, dan leggen ze maar één of enkele eieren. Soms slaan ze zelfs een jaar over. Dat is een risico, omdat je als individu zoveel mogelijk jongen wilt produceren. Maar uilen kunnen oud worden, een leeftijd van tien jaar is niet ongewoon. Dat biedt ze de bewegingsvrijheid om een jaar over te slaan. De kerkuil bijvoorbeeld, brengt in een slecht jaar (g)één à drie jongen groot. In muizenrijke jaren kan dit wel oplopen tot zes, soms zeven uitvliegende jongen.

 

De kerkuil broedt tegenwoordig hoofdzakelijk in speciale nestkasten die worden opgehangen in gebouwen zoals boerderijen. Deze kasten worden jaarlijks gecontroleerd door vrijwilligers, zij houden bij hoeveel eieren er worden gelegd en hoeveel jongen er uitvliegen. In veel gevallen krijgen de uilskuikens een ring om de poot. Tijdens het ringen worden de vleugellengte en het gewicht gemeten. Hieruit kun je afleiden of de vogel gezond is. Is het kuiken bovengemiddeld zwaar dan weet je dat deze voldoende voedsel krijgt en dat hij een goede conditie heeft. Maar is het kuiken te licht, dan betekent dit misschien wel dat hij zwak is. Gezonde vogels worden ouder en brengen meer jongen groot, zwakke vogels vinden soms geen partner en overlijden eerder, uitzonderingen daargelaten. De toekomst van een uil wordt dus al op jonge leeftijd enigszins bepaald. Op de ring om de poot staat een uniek nummer. Dit maakt het mogelijk om de uil individueel te herkennen, bijvoorbeeld als deze doodgereden langs de snelweg ligt. Door het nummer af te lezen en door te geven kom je achter de geboorteplaats, de leeftijd en het geslacht. Op basis van alle ringgegevens is er veel kennis vergaard over de verspreiding en levensverwachting van jonge kerkuilen. Belangrijke kennis als je het hebt over natuurbescherming. 

Een andere vorm van onderzoek naar uilen is het uitpluizen van de braakballen. Uilen eten dieren, de onverteerbare delen zoals botten en haren kotsen zij uit in de vorm van een braakbal. Braakballen zijn dus in feite uilenkots. Maar wel interessante kots, want je kunt aan de hand van de prooiresten precies zien wat de uil heeft gegeten. Je vindt schedels van muizen, dekschilden van kevers, poten van kikkers of snavels van vogels. Zo krijg je een aardig inzicht in het menu van een uil. Dit menu kan variëren per seizoen, of geleidelijk veranderen naarmate een landschap zich ontwikkelt. Het gaat ook nog een stapje verder, want bijvoorbeeld de muizenschedels kun je tot op soort determineren. Door genoeg braakballen te pluizen krijg je dus ook een goed beeld van de muizensoorten die in een gebied aanwezig zijn. En ook dat is waardevolle kennis voor terreinbeheerders en natuurbeschermers.