Overeenkomsten en verwantschappen
Volgens de evolutieleer van Darwin zijn alle organismen op aarde aan elkaar verwant. Ze zijn allemaal ontstaan uit één gemeenschappelijke voorouder. De natuur, of beter de natuurlijke selectie heeft alle nakomelingen van deze oermoeder gekneed tot het oneindige palet van organismen dat heden ten dagen de aarde bevolkt. Deze oermoeder aller moeders was waarschijnlijk een bacterie. Een Archaea-bacterie. Wormen, sponzen, waterluizen, paddenstoelen, varens, vogels vissen en mensen zijn feitelijk allemaal nakomelingen van deze Archaea bacterie. Al deze nakomelingen hebben in hun struggle for life zich aangepast aan de eisen van hun omgeving. Miljarden jaren van isolatie en miljarden jaren van struggle heeft al deze organismen echter wel van elkaar vervreemd.
Heden ten dagen moet je goed naar organismen kijken om nog iets van verwantschap te zien. Maar als je goed kijkt is deze verwantschap tussen alle organismen op aarde nog steeds te vinden.
Individuen die erg met elkaar verwant zijn worden ingedeeld tot een soort. Een soort bestaat uit allemaal individuen die onderling kunnen voortplanten én daarbij vruchtbare nakomelingen kunnen produceren. De mens, chimp en bonobo zijn nog wel met elkaar verwant (het zijn allemaal gewervelde zoogdieren of primaten), maar onderlinge voortplanting is niet meer mogelijk. Het zijn drie aparte soorten. Chimp en bonobo zijn nog relatief veel aan elkaar verwant. Ze behoren beide tot hetzelfde geslacht (Pan). Ze behoren echter niet tot dezelfde soort. chimp is troglodylus, bonobo is paniscus. Chimpansee en bonobo kunnen dus niet onderling voortplanten. De moderne mens behoort tot het geslacht homo en staat behoorlijk ver van de geslachten van de bonobo en de chimp af. Mens en chimpansee hebben lang geleden een gemeenschappelijke voorouder gehad maar na miljoenen jaren evolutie heeft beide soorten veel uiteen gedreven. Hoe deze voorouder van mens en chimpansee er heeft uitgezien weten we niet zeker. Maar in ieder geval niet zo als afgebeeld in de spotprent van Charles Darwin.
De evolutionaire geschiedenis van de huishond – waar en wanneer het beest gedomesticeerd werd – is een controversiële ratjetoe. Archeologie en genetica vertellen verschillende verhalen. Zo is gesuggereerd dat het dier 30.000 jaar geleden voor het eerst ten tonele verscheen. Overblijfselen daarentegen wijzen duidelijk aan dat de hond in de late steentijd opdook, 15.000 jaar geleden in Europa en 12.500 jaar terug in Oost-Azië. De theorie is dat de wolf de mens benaderde als hulp bij het jagen (bron). Deze samenwerking was mutualistisch. Wolf en mens hadden baat aan deze samenwerking. De wolf beschermde de mens tegen vijanden van de vroege mens en de wolf kreeg delen van het voedsel dat de mens had gevangen.
Hoe het in het echt is gegaan zal voorlopig nog wel een raadsel blijven. Feit is dat de scheiding tussen wolven die contact zochten met de mens en de wolven die weg bleven bij de mens niet zo lang geleden heeft plaatsgevonden. De wolf en hond zijn in deze duizenden jaren qua uiterlijk wel extreem van elkaar gaan verschillen, maar het is nog steeds één en dezelfde soort. Dat zie je ook aan de naam. Wolf en hond behoren tot het geslacht: Canis, en soort: lupus. Alle honden behoren echter wel tot een ander ras. Dat zie je ook aan de naam. De hond is van het ras familaris, de wolf van het ras lupus.
In de afbeelding hierboven zie je een cladogram (afstammingsgrafiek) van alle gewervelden. Intrigerend is te filosoferen over de voorouders van al deze dieren. Hoe hebben deze eruit gezien? Laten we kijken naar de Meest Recente Gemeenschappelijke Voorouder (MRGV) van krokodil en vogels. Iedereen begrijpt dat deze er niet uitzag als de Krockeend in de afbeelding. Maar hoe dan wel? Als je naar onderstaande video kijkt krijg je een idee hoe het ontstaan van nieuwe soorten werkt.
Door een simpel gedachtenexperiment uit te voeren is het toch mogelijk een redelijk beeld van deze voorouders te vormen. Wat moet je doen: terugwandelen in de tijd. Kijken waar de MRGV vandaan kwam. Laten wij de bovenstaande Krockeend als voorbeeld nemen. Als we langs de lijn van de caladogram de geschiedenis in wandelen, dan komen we langs de slangen. Hier vinden we onze eerste aanknopingspunten. Een slang heeft schubben, longen en leeft op het land. Grote kans dat de Krockeend ook deze eigenschappen had. En de tanden? Had de Krockeend grote tanden? Slangen niet. Schildpadden ook niet. Kikkers en vissen al helemaal niet. Waarschijnlijk had de Krockeend ook geen tanden en zijn deze pas ontstaan in de ontwikkeling tot moderne Krokodil. Als je beter kijkt naar deze cladogram zou je misschien kunnen stellen dat een gebit met tanden in orde van de gewervelden 3 keer is ontstaan. Eén keer bij de ontwikkeling van de haaien. Eén keer bij de Krokodillen en één keer bij de zoogdieren.