Enzymactiviteit

De snelheid waarmee een enzym een scheikundige reactie uitvoert. Enzymactiviteit is afhankelijk van temperatuur en zuurgraad van de oplossing. Bij een te lage temperatuur komen enzym en substraat moeilijk bij elkaar en zijn de botsingen te zacht. Bij te hoge temperaturen worden de botsingen tussen enzym en substraat te hard, waardoor de enzymen vervormen (denatureren) […]
Energiestroom

De stroom van chemische energie door het ecosysteem heen in een keten van eten en gegeten worden. De energiestroom begint bij de producenten die energie opvangen van de zon en zonne-energie opslaan in een organisch glucose molecuul. Via de planteneters komt deze energiebron in de voedselketen terecht.
Energie, chemische

De totale energie-inhoud van een organische stof. Chemische energie is zonne-energie opgeslagen tussen koolstofatomen van een organisch molecuul (glucose). Met de hoeveelheid chemische energie tussen de koolstofatomen van een glucose molecuul is een cel in staat om met aerobe dissimilatie 38 ATP te produceren uit 38 ADP.
Endosymbiosetheorie

Theorie die verklaart waarom mitochondriën en chloroplasten twee membranen hebben en hun eigen DNA. Volgens deze theorie waren de chloroplasten en mitochondriën ooit vrij levende eencellige prokaryoten (organismen zonder celkern) die door fagocytose in een gastcel (Archaea-bacterie) terecht zijn gekomen en gezamenlijk in symbiose gingen voortleven. Na miljoenen jaren evolutie zijn deze opgenomen prokaryoten geëvolueerd tot […]
Endoplasmatisch reticulum

Celorganel in uitsluitend eukaryote cellen. Een netwerk van buisjes en zakjes in de cel en het is opgebouwd uit één membraan dat verbonden is met het membraan van de celkern. Functie: productie van eiwitten in samenwerking met de ribosomen en transport van de ruwe eiwitmoleculen richting het Golgi-apparaat. In het Golgi worden de eiwitten werkzaam gemaakt […]
Endocytose

Endocytose is het proces waarbij de cel stoffen opneemt die door de celmembraan werden ingesloten. De stoffen die de celmembraan door mogen, worden ingesloten doordat de celmembraan verder naar binnen toe instulpt, totdat het uiteindelijk een zelfstandig blaasje (vesikel) vormt, het endosoom. Het vesikel brengt de stof naar de plek in de cel waar het […]
Endocriene klieren

Een klier die haar producten (hormonen) aan het bloed afgeeft. Endocriene klieren hebben geen afvoerbuis. Endocriene klieren zijn alle klieren van het hormoonstelsel. Exocriene klieren hebben wel een afvoerbuis en geven hun product af aan een holte in het lichaam. Alle spijsverteringsklieren zijn exocriene klieren.
Endeldarm

Laatste deel van het spijsverteringsstelsel. Opslagplaats voor onverteerbare delen. De endeldarm is afgesloten met een kringspier; de anus.
Emulgeren

Galzouten in gal verdelen grote vetdruppels in de waterige voedselbrij in kleine vetdruppels, opgelost in de voedselbrij. Door het vet te emulgeren hebben de spijsverteringsenzymen die vet moeten veteren een groter contactoppervlakte, waardoor de vertering van vet sneller verloopt.
Emulgatoren

Water en vet willen vanwege hun aard niet echt mengen. Emulgatoren zijn stoffen die het mogelijk maken om water en vet wel te laten mengen. Emulgatoren verdelen een vetdruppel in vele kleine vet druppeltjes, en houden deze vetdruppeltjes in oplossing in een waterig milieu. Gal, geproduceerd door de lever, is een emulgator.