Donor
Een persoon die een orgaan of weefsel afstaat.
Dominant, onvolledig

Als het recessieve allel toch een beetje tot uiting komt in het fenotype van het organisme. Er is dan sprake van een intermediair fenotype.
Dominant

Een dominant allel is een onderdeel van een gen (één van de twee allelen) die in het fenotype tot uiting komt. Het dominante allel “speelt de baas” over het recessieve allel dat niet in het fenotype tot uiting komt.
Domeinen
In de biologie zijn dit de drie domeinen waarin alle organismen zijn ingedeeld. De drie domeinen zijn: 1: bacteriën, 2: archaea, 3: eukaryoten. Elk van de domeinen kan verder worden ingedeeld in rijken.
Doelwitorgaan

Organen waarvan de cellen hormoonreceptoren hebben en dus de “boodschap” van de hormonen van de klieren ontvangen. De cellen van de doelwitorganen passen onder invloed van het hormoon hun genexpressie aan. Hierdoor kunnen betreffende cellen stoffen gaan produceren. Of juist stoppen met de productie van een stof.
Doelwitcellen

De cellen waarvoor de hormonen bedoeld zijn. Doelwitcellen bevatten specifieke receptoren voor de hormonen. Deze receptoren liggen in het cytoplasma of in de celmembraan. Alleen specifieke doelwitcellen zijn gevoelig voor het hormoon, en zullen reageren op het signaal/boodschap van het hormoon.
Dode ruimte
Gedeelte van de luchtwegen waar geen gaswisseling plaatsvindt.
Dochtercellen

Wanneer een cel (moedercel) deelt, worden de twee nieuwe cellen uit de moedercel, de dochtercellen gevormd. Deling van de moedercel vindt plaats in de M-fase van de celcyclus, groei van de dochtercellen in de G1-fase.
DNA-sequentie

De volgorde waarop de reeks baseparen op het DNA liggen.
DNA-replicatie

Het kopiëren/verdubbelen van het DNA voordat de cel zich gaat delen. Dit gebeurt in de S-fase van de interfase. Hierdoor krijgen de dochtercellen bij de mitose hetzelfde DNA als de moedercel waaruit ze zijn ontstaan. Aan het einde van de S-fase bevat een celkern 92 strengen DNA. DNA-polymerase is het enzym dat, met behulp van vele […]