Desoxyribose

Suikers, één van de bouwstenen van een nucleotide. Het DNA is opgebouwd uit 3 miljard nucleotiden. Desoxyribose, ook wel deoxyribose genoemd, is een suikermolecuul waar bij de 2′ C-atoom één zuurstofatoom is verwijderd. Hierdoor is bij desoxyribose een OH groep veranderd in H
Desoxyribonucleïnezuur

DNA. (D=desoxyribose, N=nucleïne, A=acid). DNA is opgebouwd uit nucleotiden, die bestaan uit een suiker (desoxyribose) een stikstofbase en een fosfaatgroep. Het DNA ligt bij eucaryoten veilig in de celkern. Een celkern van de mens bevat 46 strengen DNA. Op deze 46 strengen liggen, verborgen in de genetische code, ongeveer 20.000 erfelijke eigenschappen.
Dendriet

Onderdeel van de zenuwcellen. Dendrieten geleiden elektrische impulsen die afkomstig zijn van andere zenuwcellen naar het cellichaam toe (van de zenuwcel waar de dendrieten zelf toe behoren).
Dekweefsel

Ook wel epitheelweefsel. Het weefsel dat alle oppervlakken van ons lichaam bedekt. Epitheel is éénlagig weefsel opgebouwd uit platte, cilindrische, of kubische cellen.
Data

Feiten die verzameld worden tijdens experimenten om antwoord te kunnen geven op vragen die gesteld worden voorafgaande aan het onderzoek. Synoniem aan data is meetgegevens (van een experiment).
Darwin, Charles

De Engelse natuurkundige Charles Darwin. Hij is het brein achter de evolutietheorie die we nu nog kennen. Darwin ging als 20 jarige mee op de bekende wereldreis met de Beagle. Deze 5 jarige reis legde de kiempjes voor zijn latere evolutietheorie waarin Darwin stelt dat niet God de mens heeft geschapen, maar dat de mens […]
Darren

De mannelijke inwoners van een bijenvolk. Darren ontstaan uit haploide, onbevruchte eicellen. Darren zorgen tijdens de bruidsvlucht voor de bevruchting van de koningin. Darren die aan het einde van de zomer worden geboren spelen in de winter geen enkele rol van betekenis in het volk en worden daarom tijdens de darrenslacht verjaagd en vermoord.
Darmvlokken

De uitstulpingen op de darmplooien, die nogmaals het resorptieoppervlakte van de darmen vergroten. Door het vergroten van het contactoppervlakte tussen de voedselbrij en het epitheel van de dunne darm kunnen de verteringsproducten makkelijker worden opgenomen in het bloed. Resorptie van verteringsproducten verloopt via de darmvlokken.
Darmplooien

Darmplooien zijn plooien op de binnenkant van de dunne darm. Darmplooien vergroten het resorptieoppervlakte van de darmen, zodat verteringsproducten makkelijker uit de voedselbrij kunnen worden opgenomen in het bloed.
Darmperistaltiek

De knijpende beweging van het spijsverteringskanaal. Door het afwisselend samentrekken van de kringspieren en lengtespieren ontstaat de darmperistaltiek. Door deze beweging wordt de voedselbrij voortgeduwd en gemengd met de spijsverteringssappen.