Schors
Het buitenste gedeelte van de grote en de kleine hersenen. Hierin ligt de grijze stof. Hierin liggen de cellichamen van schakelcellen.
Schimmels

Behoort tot de eukaryoten. Kenmerken: heterotroof. Ze zijn voor hun energierijke stoffen dus afhankelijk van de organische stoffen uit organismen. Schimmels hebben een celkern met erfelijk materiaal en een celwand. Schimmels spelen in het ecosysteem de rol van reducenten waar ze organisch afval afbreken tot anorganische stoffen.
Schimmeldraden

Schimmeldraad, zwamdraad of hyfe is de benaming voor de lange, zich vertakkende draden van een schimmel. Een netwerk van schimmeldraden vormt de zwamvlok (mycelium). De schimmeldraden zijn de daadwerkelijke schimmel. De paddenstoel de vrucht van de schimmel. In deze paddenstoel worden de sporen van de schimmel gevormd.
Schildklier

Ligt in de hals, voor het strottenhoofd, tegen de luchtpijp aan. De schildklier produceert onder invloed van het schildklier stimulerend hormoon (TSH) uit de hypofyse voorkwab onder andere thyroxine. Thyroxine stimuleert groei.
Schakelcellen
Geleiden impulsen binnen het centrale zenuwstelsel. Schakelcellen liggen in het ruggenmerg, de hersenstam, de grote hersenen en de kleine hersenen. Schakelcellen verbinden sensorische zenuwen met motorische zenuwen en de hersenen.
Schaduwplanten
Groeien het best bij een beperkte lichtintensiteit. Schaduwplanten komen voor op schaduwrijke plaatsen.
Reflex

Een vaste, snelle, onbewuste reactie op een bepaalde prikkel. Reflexen verlopen via een vaste reflexboog van zintuigcel (receptor), sensorische zenuw, schakelcel, motorische zenuw en effector (spier of klier). Bij reflexbewegingen zijn niet de grote hersenen betrokken.
Reducenten

De bacteriën en schimmels. Voeden zich door de overgebleven dode resten van organische materiaal. De reducenten zetten organische stoffen om in anorganische stoffen die weer kunnen worden opgenomen door de groene planten in het ecosysteem. Reducenten worden bij hun taak geholpen door de afvaleters. De insecten die in de bodem leven. Deze “knippen” dode organismen […]
Recombinatie

Recombinatie is de herschikking van allelen, waardoor twee ouders een nakomeling kunnen krijgen met unieke chromosomen, die een unieke combinatie van (hun) erfelijke eigenschappen bevatten. In de profase van de mitose voeren de homologe chromosomen een “dans” uit. Tijdens deze dans worden stukken chromosoom tussen de chromosomen onderling uitgewisseld.
Recessief

Een erfelijke eigenschap (allel) die niet in het fenotype (uiterlijk) tot uiting komt, omdat hij overheerst wordt door een dominant allel. Recessieve allelen komen alleen tot uiting als ze in het genotype niet worden onderdrukt door dominante allelen.