Porie-eiwitten

Eiwitten in de membraan van de cel. Porie-eiwitten kunnen selectief stoffen de cel inlaten die niet door de fosfolipenlaag van de celmembraan heen kunnen. Denk aan ionen en grote polaire moleculen.
Populatiegroei

Wanneer er een soort in een nieuw gebied komt en hier weet te overleven, ontstaat hier een nieuwe populatie. Hierdoor heb je dus populatiegroei. Snel groeiende populaties hebben een J-vormige groeicurve. langzaam groeiende populaties hebben een S-vormige groeicurve.
Populatiedichtheid
De grootte van een populatie wordt meestal weergeven als de populatiedichtheid. De populatiedichtheid is het gemiddelde aantal individuen per oppervlakte-eenheid op een land of per volume-eenheid in het water.
Populatie

Een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die samen een voorplantingsgemeenschap vormen. Met andere woorden: de individuen uit één populatie hebben interactie met elkaar en beconcurreren elkaar om vrouwtjes/mannetjes, voedsel, nestgelegenheid, ruimte, licht, enz.
Plastiden

Er zijn chloroplasten, chromoplasten en amyloplasten. Plastiden zijn korrelvormig celorganellen die uitsluitend in plantaardige cellen voorkomen. In de chloroplasten geven de groene kleur aan de plant. In de chloroplasten vindt de fotosynthese plaats. De chromoplasten bevatten pigmenten en geven kleur aan bloemen en vruchten. Amyloplasten bevatten zetmeel als reservestof.
Plasmolyse

Wanneer een cel hypotoon is ten opzichte van het milieu geeft de cel veel water af. Geen enkel deel van het cytoplasme raakt de celwand. De cel is slap. De plant heeft geen stevigheid meer als de cellen in plasmolyse verkeren. De cellen zijn dan uitgedroogd.
Plasmiden

Kringvormige chromosomen die los in het cytoplasma liggen. De plasmiden komen alleen bij bacteriën voor.
Plasmagroei

De toename / groei van het cytoplasma in de dierlijke cel. Plasmagroei vindt plaats in de G1-fase van de celcyclus wanneer een pas ontstane dochtercel moet groeien. Plantaardige cellen groeien door plasmagroei en celstrekking.
Planten
Organismen met celwanden en in de cellen chloroplasten. Planten zijn autotroof, dus kunnen ze zich voeden zonder een ander organisme daarvoor nodig te hebben. Planten zijn foto-autotroof. Ze halen de benodigde energie voor de productie van organische stoffen uit anorganische stoffen uit het zonlicht.
Placenta

Ook wel moederkoek. De placenta is een speciaal orgaan waar uitwisseling van stoffen tussen bloed van moeder en bloed embryo plaatsvindt. Hoewel er uitwisseling plaatsvindt, zijn de bloedvaten en dus ook het bloed van moeder en kind in de placenta van elkaar gescheiden. Uitwisseling van gassen en opgeloste stoffen (voedsel en afvalstoffen) vindt plaats door diffusie. […]