Osmotische waarde

Osmotischewaarde

De osmotische waarde geeft aan hoeveel opgeloste stoffen aanwezig zijn in een bepaalde vloeistof. Hoe hoger de osmotische waarde van een oplossing des te groter is de zuigkracht van de oplossing. Des te harder de oplossing “zuigt” aan vrije watermoleculen aan de andere kant van het membraan.

Osmotische druk

Osmotischedruk

Als een (plantaardige) cel hypertonisch is ten opzichte van het milieu van de cel, dan zal er door diffusie water de cel instromen. Het instromende water gaat druk uitoefenen op de wand van de cel. Deze osmotische druk wordt ook wel turgor genoemd. De diffusie van water de cel in stopt als de zuigkracht net […]

Osmose

Osmose

Diffusie van water door een selectief permeabel membraan. De watermoleculen stromen van een gebied met een lage concentratie opgeloste stoffen (hypotoon) naar een gebied met een hoge concentratie opgeloste stoffen (hypertoon). Je kan ook zeggen: watermoleculen stromen van een gebied met veel vrije watermoleculen naar een gebied met weinig vrije watermoleculen.

Orthosympatische deel van autonome zenuwstelsel

orthosympatischsysteem

Deel van het autonome zenuwstelsel. Staat niet onder invloed van de wil. Het orthosympatisch zenuwstelsel bevordert afbraak in het lichaam. Onder invloed van het orthosympatisch zenuwstelsel is de afbraak groter dan de opbouw.  Effect: versnelling hartfrequentie, vertraging vertering, verwijding van bronchiën (stimulering van de ademhaling) en adrenaline-afgifte. Het orthosympatisch zenuwstelsel breng het lichaam in staat […]

Organismen, heterotrofe

Heterotroof

Organismen die niet zelf organische stoffen kunnen produceren en zich daarom voeden met de organische stoffen waar andere organismen uit zijn opgebouwd.  

Organismen, autotrofe

autotroof

Organismen die in de bladgroenkorrels zelf de organische stoffen produceren die ze nodig hebben. Dit doen ze met energie afkomstig van zonlicht (foto autotroof) en met anorganische stoffen zoals water en koolstofdioxide. Alle foto autotrofe organismen zijn groen en hoofdzakelijk planten. Autotroof betekent: zelfvoedend.

Organismen

Levensverschijnselen

Iedere één- of meercellige levende structuur, die levenskenmerken vertoont. Levenskenmerken die organismen kunnen vertonen zijn groeien, reproduceren, voeden, uitscheiden, gaswisseling, waarnemen en reageren.  

Organische stoffen

Organischestof nieuw

Organische stoffen zijn afkomstig van organismen of van producten van organismen. In het molecuul moet minimaal een H-atoom en een C-atoom zitten om de stof organisch te noemen. Veel organische stoffen bevatten ook een O-atoom. Elke stof die geen C of H bevat is zeker een anorganische stof te noemen.  

Organisatieniveaus

Niveau waarop het leven kan worden bestudeerd, van heel laag niveau (molecuul of cel) tot heel hoog (biosfeer of ecosysteem).

Organenstelsel

Orgaanstelsels

Groep van samenwerkende organen die een gezamenlijke functie hebben. Voorbeelden van orgaanstelsels zijn: het spijsverteringsstelsel en het ademhalingsstelsel, zenuwstelsel, bottenstelsel, bloedvatenstelsel en uitscheidingsstelsel.