Rifbollen
Om de afname van het aantal diersoorten in het Grevelingenmeer te stoppen werd er 15 jaar geleden een kunstmatig rif aangelegd. Al na een paar jaar werd het rif een populaire plek voor duikers. Na de bouw van de Brouwersdam verdween de getijdenstroom in het Grevelingenmeer (afbeelding 1) waardoor steeds meer van de stenige bodem bedekt raakte met zand en slib. Juist op stenige plekken kunnen holtedieren, sponzen en planten (zoals wieren) groeien, waartussen vissen, kreeften, krabben en andere dieren beschutting en voedsel zoeken.
Het kunstmatig rif van betonnen rifbollen (afbeelding 2) biedt deze organismen weer een plaats om te leven.
Dat het water bijna altijd helder is, draagt zeker bij aan de populariteit van het Grevelingenmeer in de duiksport. De algenbloei die in mei het water van de Oosterschelde meestal in een troebele groene soep verandert, komt hier niet voor. Er stroomt geen rivierwater naar het Grevelingenmeer, waardoor het water voedselarm blijft: het water bevat relatief weinig nitraat. Hierdoor kunnen kokkels, mosselen en dierlijk plankton de populatiedichtheid van de algen laag houden.
Aanvoer van organische stoffen via rivieren veroorzaakt algenbloei in de Oosterschelde.
(2p)Leg uit dat door toename van de hoeveelheid organische stoffen de groei van algen kan toenemen.
Realiseer je dat planten zichzelf niet voeden met organische stoffen. Anders zouden planten heterotroof zijn, en ze zijn autotroof. Planten voeden zich met (N-bevattende) mineralen, koolstofdioxide en water.
In BiNaS-tabel 93F (koolstofkringloop) is te zien dat organische stoffen eerst verbrand moeten worden (in dit geval door de reducenten) voordat er anorganische stoffen kunnen ontstaan die de autotrofe organismen kunnen gebruiken
Realiseer je dat planten zichzelf niet voeden met organische stoffen. Anders zouden planten heterotroof zijn, en ze zijn autotroof.
Planten voeden zich met (N-bevattende) mineralen, koolstofdioxide en water.
In BiNaS-tabel 93F (koolstofkringloop) is te zien dat organische stoffen eerst verbrand moeten worden (in dit geval door de reducenten) voordat er anorganische stoffen kunnen ontstaan die de autotrofe organismen kunnen gebruiken