Uitscheiding

In dit thema leer je hoe overtollige en schadelijke stoffen met behulp van lever en nieren worden afgevoerd uit het lichaam.

 

Longventilatie is het opnemen van verse buitenlucht in de longen en het uitstoten van vervuilde lucht uit de longen. Door deze longventilatie ververs je eigenlijk de lucht in de longblaasjes. Door deze verversing kan het bloed zuurstof opnemen in de longblaasjes en koolstofdioxide afgeven aan de longblaasjes.
Bij deze longventilatie zijn een groot aantal spiergroepen betrokken. De grootste spiergroepen zijn de spieren van het middenrif, de tussenribspieren en de buikspieren. Naast deze grote spiergroepen is er ook nog een kleinere spiergroep betrokken bij de ventilatie. De spieren die liggen om de luchtpijp en de bronchiën. De werking van al deze spiergroepen heeft een ding gemeen, ze zorgen voor een verkleining van de borstholte bij uitademing en gezamenlijk zorgen ze er ook voor dat de borstholte wordt vergroot bij een inademing. Door de verkleining van de borstholte zorgen de spieren voor overdruk in de longen ten opzichte van de buitenlucht waardoor de longen leeglopen. Door het vergroten van de borstholte zorgen de spieren voor een onderdruk in de longen ten opzichte van de buitenlucht, waardoor de volstromen met verse lucht. Ventilatie is dus een natuurkundig proces. Over hoe deze spiergroepen samenwerken gaat deze les.

Ademhalingsspieren

De spieren van het middenrif werken nauw samen met de buikspieren. Als de spieren van het middenrif zich samentrekken beweegt het middenrif naar beneden. Richting buikholte. Maar de buikholte zit vol met organen. In de buikholte moet dus bij een inademing ruimte worden gecreëerd voor de naar beneden gedrukte organen. Door de buikspieren te ontspannen wordt er ruimte gemaakt voor deze organen. Als de spieren van het middenrif ontspannen en het middenrif veer omhoog veert spannen de buikspieren zich aan. Hierdoor worden de organen van de buikholte omhoog gedrukt en helpen ze het middenrif omhoog te bewegen. Je kunt deze samenwerking makkelijk zelf controleren. Leg één hand op je borst en één hand op je buik. Als de borstkast omhoog beweegt (middenrif beweegt dan naar beneden) voel je dat de buik naar buiten komt. Andersom kan je het ook controleren. Als de borstkast naar beneden beweegt zal je voelen dat de buik ook naar binnen gaat.

Tussen de ribben zitten de tussenribspieren. Je hebt buitenste- en binnenste tussenribspieren. Als de buitenste tussenribspieren zich samentrekken zal de borstkast naar voren en omhoog bewegen. De borstholte zal vergroten. De longen worden uitgerekt. Dit zal zorgen voor onderdruk. De longen zullen volstromen. Als deze buitenste tussenribspieren zich ontspannen dan zal de borstkast onder invloed van de zwaartekracht naar beneden zakken. Hierdoor wordt het volume van de borstkast verkleind. In de longen zal hierdoor overdruk ontstaan en de longen zullen leeglopen.

 Spieren van de luchtpijp en bronchiën

Rondom de luchtpijp en de bronchiën zitten ook spieren. Als deze spiertjes zich ontspannen zal de diameter van deze buizen vergroten. Het volume van de luchtpijp en de bronchiën zal toenemen. Er zal onderdruk ontstaan en de longen zullen zich vullen met verse buitenlucht. Als deze spiertjes samentrekken dan zal de diameter van de luchtpijp en de bronchiën verkleinen. Er zal overdruk ontstaan en de longen zullen vervuilde lucht uitademen.

Een overzicht van de samenwerkende spiergroepen bij een normale andemhaling is hieronder te bekijken.

Samenwerkende spiergroepen bij longventilatie

Gaswisseling

Gaswisseling is wat anders dan longventilatie. Na een inademing komt er verse buitenlucht in de longblaasjes aan. Zuurstof diffundeert (stroomt) van de longblaasjes naar het bloed in haarvaten rondom de longblaasjes. Het zuurstof rijke bloed stroomt via het hart terug naar de weefsels. In de cellen van de weefsels wordt deze zuurstof gebruikt voor de verbranding. Het bloed in de haarvaten is afkomstig van de weefsels en bevat relatief veel koolstofdioxide. Aangekomen in de haarvaten bij de longblaasjes geeft het bloed deze koolstofdioxide af. Bij een uitademing verlaat het koolstofdioxide het lichaam.