De bij en de bloem
De bij en de bloem is een buitenles. Je gaat bij deze les bekijken welke bloemen er door de bijen worden bezocht en welke andere insecten er nog meer op die mooi gekleurde bloemen afkomen. Insecten vliegen vooral bij goed weer: bij temperaturen van boven de 15 graden en het mag niet regenen. Deze buitenles gaat dus alleen door bij heerlijk weer.
Opbouw van de les
Voor deze buitenles heb je natuurlijk wel wat kennis van bloemen en insecten nodig. Om de buitenles leuk en leerzaam te laten zijn, moet je wel onderstaande les goed hebben doorgelezen en bestudeerd. Onderaan deze les kan je het werkblad downloaden. Op dit werkblad staat de buitenopdracht omschreven. Zorg ervoor dat je het werkblad meeneemt naar buiten.
Wat zijn wilde bijen?
In ons land leven heel veel soorten wilde bijen. Wilde bijen heten ook wel solitaire bijen. Het grote verschil tussen de wilde bij en de honingbij is dat de wilde bij in haar eentje woont en niet met 20.000 anderen in een heel groot volk. Elk wildebijenvrouwtje maakt haar eigen nestje en legt op een hoopje stuifmeel een eitje (zie filmpje). Solitaire bijen zijn leuk en veilig om naar te kijken. Ze zullen ons niet snel steken. Bijen zijn zeer zachtaardig en steken alleen uit verdediging. Bijen zijn insecten met zes poten, vier vleugels en een lichaam dat bestaat uit een kop, een borststuk en een achterlijf. Sommige wilde bijen lijken op de honingbij, andere wilde bijen lijken meer op de zweefvlieg of op een wesp.
Alle wilde bijen, honingbijen, wespen, hommels en zweefvliegen behoren tot de bijenfamilie. Als je goed kijkt, zie je dat ze op elkaar lijken. Elk lid van de bijenfamilie heeft in ieder geval een wespentaille. Dat is het dunne stukje tussen borststuk en achterlijf. Ook onze honingbij heeft een wespentaille, maar daar zie je niet zoveel van omdat ze erg behaard is. Het is de bedoeling van deze les dat je de verschillen leert kennen tussen de verschillende leden van de bijenfamilie. Daarvoor krijg je van je docent verschillende zoekkaarten. Met deze zoekkaarten kan je de meeste insecten uit de bijenfamilie op naam brengen. Hieronder zie je een voorbeeld van een zoekkaart. Op de website staan nog veel meer zoekkaarten (jaar thema, jaar van de bij, krantenartikelen)
Hieronder zie je een aantal mooie foto’s van verschillende insecten. Het is de bedoeling dat je deze illustraties bestudeert, zodat je de kenmerken uit je hoofd kent. Alleen dan kan je tijdens de buitenles de insecten herkennen op de zoekkaarten. Je gaat nu kenmerken leren van de wilde bij, de honingbij, de wesp, de zweefvlieg, de hommel en de vlinder.
De bezoekers van de bloemen
Je hoeft er maar een klein aantal te leren herkennen om deze bloemenopdracht goed te kunnen maken. De zoekplaten helpen je verder met de determinatie van de insecten die de bloemen bezoeken.
De bloemen die bezocht worden door de insecten
Oke, je weet nu een welke insecten de bloemen bezoeken. Maar…….wat komen deze insecten nu eigenlijk halen bij de bloemen? De meeste insecten die de bloemen bezoeken, komen voor de nectar en de stuifmeelkorrels. De bijen drinken de nectar op uit de bloem, slaan dit even op in hun honingmaag en thuis in de korf maken ze er lekkere zoete honing van. De stuifmeelkorrels zijn eiwitrijk voedsel voor de bijen. Van de nectar maken de bijen honing. Als de bijen de bloemen bezoeken, dan komen ze helemaal onder de stuifmeelkorrels te zitten. Zo nu en dan veegt de honingbij dat dan netjes op zijn achterpoot. Hij maakt er dan een mooi bolletje van. Deze stuifmeelkorrels zijn de voortplantingscellen van de bloemen. De pollenkorrels worden gemaakt in het mannelijke deel van de bloem. Dit mannelijke deel van de bloem noemen we meeldraden. De bij moet de stuifmeelkorrels van de ene bloem naar de andere bloem brengen. Dit noemen we bestuiving. Hieronder zie je een afbeelding van een bij die bij verschillende bloemen op zoek is naar nectar. Met de pijltjes zijn de vliegbewegingen van de bij aangegeven. Bij vliegbewegingen 1 tot en met 4 en 8 vindt er bestuiving plaats. Stuifmeelkorrels worden door de bij van de meeldraden gebracht naar de stamper. Bij vliegbeweging 5, 6 en 7 is er geen sprake van bestuiving. De bij brengt bij vliegbeweging 5 stuifmeelkorrels van de stamper naar de meeldraad. Bij vliegbeweging 6 brengt de bij de stuifmeelkorrels van meeldraad naar meeldraad. Dat is dus ook geen bestuiving. Bij vliegbeweging 7 brengt de bij de stuifmeelkorrels van plant A naar een andere soort, namelijk soort B. Dan is er ook geen sprake van bestuiving. Voor de bloemen is het handig als de bijen vaak dezelfde bloemen/planten bezoeken.
Kruisbestuiving en zelfbestuiving
Als de bij de stuifmeelkorrels vervoert naar een bloem van dezelfde plant, dan noemen we dat zelfbestuiving. Als een bij de stuifmeelkorrels vervoert naar de bloemen van een andere plant, dan noemen we dat kruisbestuiving. Vliegbewegingen 1 en 4 zijn dus voorbeelden van kruisbestuiving. Vliegbeweging 2, 3 en 8 zijn voorbeelden van zelfbestuiving.
Pas als bloemen bestoven zijn, kunnen er zaden en vruchten gevormd worden door de bloem. Suifmeelkorrels hebben vele haakjes, zodat ze goed blijven plakken aan de haren van de insecten. Op de foto hieronder zie je heel veel stuifmeelkorrels van verschillende bloemen. Het filmpje gaar over insecten die de bloemen bezoeken en bestuiven.
Hieronder zie je een aantal foto’s van bloemen. De meeste bloemen bevatten maar een stamper, maar vaak vele meeldraden. De stamper ligt meestal in het midden van de bloem. De meeldraden straan er mooi omheen. Hieronder zie je een aantal mooie foto’s van bloemen met hun meeldraden en stampers. Oefenen met de onderdelen van de bloem kan je leuk op de site van BioDesk
Bloemen die niet door insecten worden bezocht (windbestuivers)
Niet alle planten maken van die mooie opvallende bloemen met grote gekleurde kroonbladeren, een lekker geurtje en veel nectar. Er zijn ook planten met hele onopvallende groene bloemen. Deze bloemen zijn niet alleen groen, maar ook nog eens heel klein. Deze windbestuivers maken echter gewoon stuifmeelkorrels. En deze stuifmeelkorrels moeten ook gewoon op een stamper terecht komen. Maar de bloemen zijn onaantrekkelijk voor insecten. De verspreiding van de pollenkorrels gebeurt door de wind. In de afbeelding hieronder zie je een aantal windbloemen. Het 20-eurocentmuntje is om te laten zien hoe klein deze bloempjes zijn.
Omdat de stuifmeelkorrels verspreid moeten worden door de wind heeft de bloem een aantal speciale aanpassingen. Deze aanpassingen kan je zien op onderstaande illustratie, op de rechter afbeelding. Zo hangen de helmknoppen ver buiten de bloem. Als de helmknoppen dan rijp zijn en openspringen worden de stuifmeelkorrels meegedragen door de wind. De stamper hangt op haar beurt ook weer ver buiten de bloem en is heel erg groot. Hierdoor vergroot ze de kans stuifmeelkorrels op te vangen.
Je hebt nu een heleboel informatie geleven over de bloemen, de bestuiving, kruisbestuiving en zelfbestuiving. Voordat je echt naar bloemen en de bijen gaat kijken is het goed om eerst even je kennis over de bloemen te testen. Op het eerste werkblad dat je kan downloaden staan verwerkingsvraagstukken over deze les. Nadat je al deze vragen hebt gemaakt en je dus precies weet hoe het zit met de bestuiving en de bouw van de bloemen kan je verder gaan met werkblad twee en drie.
Als de bijen de bloemen hebben bestoven, dan worden door de stuifmeelkorreltjes de eicellen die in het vruhtbeginsel zitten bevrucht. Uit een bestoven en bevruchte bloem groeit vervolgens heel langzaam een vrucht, met daarin de zaden (pitten). Deze vruchten worden vervolgens door mens en dier gegeten.
Hieronder kan je het werkblad kennis van de bloemen downloaden.
Hieronder kan je het werkblad koolzaad downloaden.
Hieronder kan je het werkblad bloemen en hun bezoekers downloaden.